Invloed van de mens op het landschap

Op de Hondsrug zijn veel sporen te vinden van vroegere bewoning.

Na de voorlaatste ijstijd trokken er al mensen door het Hondsruggebied. Dat is zo’n 120.000 jaar geleden. Er zijn plekken gevonden waar deze jagers hun kampementen hadden, waar ze gewoond en voedsel gezocht hebben. Ook hebben archeologen veel plekken gevonden waar boeren in latere periodes hun akkertjes aanlegden, hun huizen bouwden en hun doden aan de aarde toevertrouwden in hunebedden, grafheuvels en urnenvelden.

De eerste bewoners

Toen het ijs van de voorlaatste ijstijd (het Saalien) verdwenen was, ontstond er een toendra-achtig landschap met open moerassige vlaktes. De hoog gelegen Hondsrug vormde een droge plek voor de jagers die vooral gejaagd hebben op oerrunderen en elanden. 

De eerste bewoners waren neanderthalers, voorgangers van de moderne mens. Er zijn op allerlei plaatsen voorwerpen van dit Federmesservolk gevonden, zoals stenen bijlen. De vuistbijl van Drouwen zou maar liefst zo’n 120.000 jaar geleden gemaakt zijn, in de tijd dat de Hondsrug er nog maar net was, ontstaan in de laatste fase van de ijsbedekking.

Een foto van zo’n vuistbijl
(9 cm lang en  5 cm breed)

Rendierjagers

Oerbossen ontstonden toen het klimaat warmer werd na de laatste ijstijd, het Weichselien. Dat is zo’n 12.000 jaar geleden. Er kwamen in deze oerbossen veel dieren voor, bijvoorbeeld bever, bruine beer, boommarter, bunzing, das, edelhert, eland, eekhoorn, mol, noordsche woelmuis, oerrund, otter, ree, vos, wild zwijn, wilde kat, woelrat en wolf. Veel van deze diersoorten komen nog steeds voor in Drenthe.

Groepen rendierjagers vonden hun weg naar het Hondsruggebied.
De mensen die zich hier toen vestigden waren geen neanderthalers meer, maar hoorden bij de homo sapiens, de moderne mens. Er zijn van deze rendierjagers veel kampplekken gevonden, waar ze voorwerpen hebben achtergelaten. Ook in het Strubben-Kniphorstbos zijn meerdere plekken gevonden, zoals bij het Boekweitenveentje. Mede hierdoor is het Strubben-Kniphorstbos een archeologisch reservaat.

Foto: Hunebedcentrum Borger

Permanente bewoning

De eerste meer permanente bewoners waren boeren die hier hun akkertjes aanlegden en bewerkten. Het is zo’n 3400 jaar v. Chr. dat dit volk van de Trechterbekercultuur gewassen gaat verbouwen op akkertjes en er vee op na gaat houden. Uit deze tijd stammen ook de hunebedden (3350 – 2750 v. Chr.), waarvan er in Nederland nog 54 over zijn. Daarvan liggen er 52 in Drenthe en 1 in Groningen op de oorspronkelijke plaats; één Gronings hunebed is van zijn vindplaats bij Heveskesklooster overgebracht naar het MuzeeAquarium in Delfzijl.

Het is moeilijk om je voor te stellen hoe mensen geleefd hebben 5000 jaar geleden..
In Irian Jaya leefden mensen tot voor kort nog in het stenen tijdperk. Op de foto wordt een wild zwijn klaar gemaakt voor consumptie. (1995 F.R. Pardoel).

Verschraling van het landschap

Onder invloed van de mens begon langzaam het oorspronkelijke eiken-linden bos opener te worden en kwamen er meer akkertjes. Ook begrazing door het vee heeft er toe bijgedragen dat de oerbossen langzaam verdwenen. In de loop van de Late Steentijd en Vroege- en Midden Bronstijd verandert het Drentse landschap steeds meer in een halfopen bosweidelandschap.

De grond werd steeds armer met als gevolg bodemdegradatie en het ontstaan van podzolgronden.

De eerste boeren hadden hun akkertjes op de kleigronden bij de beken. Zo rond 800 na Chr. werden de akkers hogerop aangelegd op de zandige afzettingen met keileem daaronder. Dit zijn de esgronden.

Celtic fields

Wanneer de grond verschraalde na intensieve akkerbouw werd er een nieuwe locatie gezocht en de hele nederzetting verhuisde mee naar de nieuwe plek.

In de Late Bronstijd veranderde de manier van akkerbouw. Langzaam ging men over om zich te vestigen op vaste locaties en ging men nu vaste akkertjes aanleggen, de zogenaamde celtic fields. Deze worden ook wel raatakkers genoemd, omdat ze een schaakbordpatroon hebben.

Tot in de Romeinse tijd is deze manier van akkerbouw doorgegaan. De celtic fields van ongeveer 40 bij 40 meter werden omzoomd door aarden walletjes.

Grafheuvels in het Strubben-Kniphorstbos

Van hunebed naar grafheuvel

Aan het einde van de ijzertijd, zo rond 2750 v. Chr. , veranderde de manier van begraven. Waar voorheen mensen werden begraven in hunebedden ging men mensen nu begraven in grafheuvels. Dat bleef zo in de bronstijd  en heeft tot in de ijzertijd geduurd. In grafheuvels zijn vaak meerdere doden begraven.

Tegen het einde van de bronstijd, zo rond 1200 v. Chr., werden mensen niet meer begraven maar gecremeerd. De urnen met as werden vaak in grafheuvels bijgezet. Aan het eind van de ijzertijd is men weer mensen gaan begraven in de grafheuvels. De grafheuvels werden daardoor steeds groter en hoger. Belangrijke overledenen kregen kostbare voorwerpen mee, zoals bronzen armbanden, pijlpunten en zwaarden en zelfs gouden sieraden. 

Op het paraboolduin van het Strubbenbos liggen een hele reeks grafheuvels. Maar misschien wel de meeste kunnen gevonden worden in het Tumulibos bij Kampsheide tussen Assen en Rolde.

De indrukken van de karrensporen zijn hier duidelijk te zien.

Karrensporen

In de Middeleeuwen (vanaf 500 tot 1500 na Chr.) ontstonden de esdorpen, die voornamelijk gelegen zijn op de Hondsrug en parallelle zandruggen ten westen daarvan.

Het vervoer tussen de grotere plaatsen aan beide uiteinden van de Hondsrug ging vooral over de zandige wegen en paden hoog en droog op de Hondsrug. De grote plaatsen waren in die tijd Coevorden in het zuiden en Groningen in het noorden, met daartussen de esdorpen. Je zou de verbindingsweg de A28 van die tijd kunnen noemen.  

Later ontstonden er ook karrensporen vanaf Rolde en Assen toen deze plaatsen in belangrijkheid toenamen. Op sommige plaatsen vind je nog karrensporen terug zoals in de Gasterse Duinen, op het Balloërveld en in het Strubbenbos.

Doordat er in het begin karren en postkoetsen gebruikt werden die een verschillende wielbasis hadden en doordat er als het geregend had een nieuw spoor gemaakt werd, ontstonden er brede bundels van karrensporen tot wel 500 m breed. Op sommige plaatsen zijn de karrensporen diep uitgesleten doordat er legers doorheen getrokken zijn, zoals het leger van Bommen Berend (Bernhard von Galen, bisschop van Münster) bij het ontzet van de stad Groningen in 1672 (te zien bij Appelbergen).

Bronnen en meer informatie:
www.dehondsrug.nl/hotspots/strubben-kniphorstbosch
www.dehondsrug.nl/verhalen/prehistorie/
Rik van Heumen: In de sporen van het verleden. Een ruimtelijke analyse van historische routenetwerken in het Hondsruggebied op basis van karrensporen.
Theo Spek: Landschapsbiografie van de Drentsche Aa


actueel Anlooer Diep bever bos braakbal dieren Drentsche Aa duinen Duunsche Landen es hei heide heksensnot Hondsrug hunebed hunze ijstijd insect insecten kikker kunstmest kwelwater kymelsberg libel mieren mierenbroodje mol muis pad paddenstoel plant planten reiger samenwerking schapen schimmel sporen strubben verdroging vlinder vogel weilanden wind zand zoogdier

naar totaaloverzicht extra achtergrondinformatie