Mieren als tuinders, boerinnen en kraamverzorgsters

Het leven van mieren speelt zich niet echt in het openbaar af, maar je kunt er wel een heel klein beetje van zien af en toe.

Als je door het bos loopt of langs de bosrand of op de hei, kan het zijn dat je een soort koepel ziet met allemaal naalden en takjes, de kans is  groot dat je te maken hebt met een nest van bosmieren. Er zijn vier soorten bosmieren in Nederland : de kale bosmier, zwartrugbosmier, behaarde bosmier en de stronkmier.

De verspreiding van de bosmieren is onder andere te danken aan uitzetting van deze diertjes door bosbeheerders wat vroeger gedaan werd. Mieren helpen bij het bestrijden van schadelijke insecten en helpen mee aan de bodemvruchtbaarheid en zijn daarom erg belangrijk bij goed bosbeheer. Tegenwoordig is de mier niet meer beschermd maar gelukkig houdt Staatsbosbeheer wel goed rekening met ze. Ook in de landbouw zou de mier een rol van betekenis kunnen spelen met ongediertebestrijding. Toekomstmuziek!

Mierenzuur

Er zijn in Nederland  ongeveer 68 inheemse soorten mieren, verdeelt in vier groepen onder andere steekmieren en schubmieren. Mieren hebben een gifblaas in hun achterlijf die gevuld is met mierenzuur. Dit mierenzuur kunnen ze in de wond van een gevangen buit spuiten waardoor de prooi sterft of verlamd raakt. De steekmieren kunnen het mierenzuur met hun angel injecteren.
(Dus beter ga je niet in een mierennest zitten, al heb je in Nederland weinig te vrezen van agressieve mieren.)

Mieren zijn mooie en nuttige dieren. Het is alleen wel een beetje raar dat, als je mier intypt op internet, je in eerste instantie alleen maar sites tegenkomt die over bestrijding en overlast gaan.

Mierennest van een bosmier

Bouw van de mier

Mieren behoren tot de insecten. Deze herken je aan een lichaam dat uit drie delen bestaat, kop, borststuk en achterlijf, zes pootjes en twee voelsprieten (soms ook vleugels). Voelsprieten op de kop, pootjes aan het borststuk en in het achterlijf zitten de organen zoals maag en ingewanden. De voelsprieten worden gebruikt om te voelen, communiceren en te ruiken. Ruiken is voor een mier veel belangrijker dan zien, immers onder de grond heb je weinig aan zicht maar is tast en reuk vele malen belangrijker. Een mier heeft twee magen: één voor eigen gebruik en de ander om de larven, de koningin en de werksters (die niet buiten komen) in het nest mee te voeden. Een mierenmaag wordt ook wel een sociale maag genoemd omdat het niet alleen voor zichzelf zorgt maar ook voor de rest van de mierenfamilie.

Bosmier in blad

Sociale dieren

Mieren zijn sociaal levende insecten en dat betekent dat ze in een kolonie leven. In een kolonie kunnen enkele tot wel miljoenen mieren leven.. Er zijn drie soorten mieren: vrouwtjes(koninginnen), mannetjes en werksters. Koninginnen en mannetjes hebben vleugels, werksters niet. Mannetjes hebben altijd vleugels, koninginnen gebruiken hun vleugels alleen als ze gaan paren. Daarna bijten ze zelf de vleugels af omdat het in het nest heel onpraktisch is om vleugels te hebben.

De mierenkolonie heeft dus een koningin. Sommige soorten hebben meer dan één koningin. Haar taak is het om eitjes te leggen, soms wel duizend per dag. Een koningin kan wel 15 tot 20 jaar oud worden. De mannetjes sterven na het paren. De werksters nemen de zorg voor eitjes, larve en koningin op zich en verdedigen en onderhouden het nest. Werksters zijn in het begin van haar leven ook vruchtbaar, maar worden nooit bevrucht en alleen de koningin kan voor nageslacht zorgen, af en toe legt ze grotere eitjes waar koninginnen uit geboren worden en speciale manneneitjes als het voortplantingstijd is (de bruidsvlucht).

Mieren beginnen allemaal als eitje, en dit eitje vormt zich tot een larve. De larve heeft het meeste voedsel nodig en in een kolonie gaat het meeste voedsel dus naar de larven. Daarna wordt de larve een pop. Als deze volgroeid is komen de werksters om de cocon open te maken. De mier komt er als een volwassene uit en hij wordt in de meeste gevallen niet veel groter.

Mierennest

Een mierennest zoals van de bosmier bestaat uit allerlei gangen en kamertjes. Al het uitgegraven zand komt op een hoopje buiten het nest terecht en de zandhoop wordt afgedekt met takjes en naalden. De ingang van het nest bevindt zich meestal bovenaan, maar er kunnen ook andere openingen zijn. De koningin legt haar eitjes en de werksters verdelen deze eitjes over de kamers. Soms worden de eitjes en de larven die uit de eitjes komen nog meerdere keren verplaatst. Ook leven er vaak andere dieren in het nest zoals: gouden tor, vierstippige mierenzakkever.

Weetje:

Sommige vogels zoals de Zwarte specht en de Gaai nemen een “bad” in een mierenhoop. 

Ze worden besproeit door de mieren met mierenzuur en dit werkt waarschijnlijk tegen parasieten en luizen die op de vogels zitten.

mieren
Veel bosmieren: het lijkt een chaos, maar dat is het niet!

Geursporen

Als mieren ergens lopen laten ze geursporen (feromonen) achter. Deze geursporen zorgen ervoor dat hun nestgenoten weten waar ze naar toe moeten. Met diezelfde feromonen kunnen mieren elkaar ook waarschuwen voor gevaar. Dit kunnen ze met hun voelsprieten ruiken en met die voelsprieten kunnen ze ook elkaar herkennen. Elke mierenkolonie heeft een eigen geur. Voelsprieten zijn heel belangrijk voor de mier. Aan de voorpoten zitten kammetjes die worden gebruikt om de voelsprieten schoon te houden. Mieren staan vaak stil om hun voelsprieten met hun voorpoten schoon te maken.

Mieren op pad

Weetje:

Mieren kunnen met hun zes poten heel snel lopen.
Een mens zou 90 km per uur moeten rennen als zij zich in verhouding tot de mier net zo snel wil voortbewegen.

Veehouderij

Mieren zijn gek op honingdauw, de “plas” die bladluizen afscheiden. Daarom zorgen mieren goed voor bladluizen. Om de honingdauw te verkrijgen, trommelt de mier met haar voelspriet op het achterlijf van de luis. Sommige mieren blijven bij de bladluizen om ze te bewaken tegen bijv. dieren die het op de luizen gemunt hebben, zoals het lieveheersbeestje. Als het winter wordt brengen ze een aantal van de bladluizen naar hun nest. De bladluizen worden daar op stal gezet. Je kunt de mieren een beetje vergelijken met veeboeren.

Bosmieren (maar ook alle andere mieren) eten ook nog veel insecten. Ze maken sprinkhanen en rupsen dood en die brengen ze naar het nest. In de zomer kunnen er op één dag wel tweeduizend insecten naar hun nest gesleept worden.

Glanzende houtmier met luizen
op een vlier

Doe Tip: kijk of je het kan ontdekken………………..

Met een volgezogen achterlijf zie je op een luizenboom mieren naar beneden lopen, terug naar het nest.

En kleinere niet volgezogen mieren de boom oplopen naar de luizen toe.

Mierenbroodje: mier als tuinder

Sommige planten hebben een samenwerking met mieren, mutualisme genoemd, iets waar ze beide voordeel aan hebben. Deze planten hebben een mierenbroodje. Een mierenbroodje is een aanhangsel aan zaden of vruchten, dat als voedsel kan dienen voor mieren. Het aanhangseltje van het zaad zit vol met vooral oliën en vetten, maar ook suikers, eiwitten en vitamines. Het zijn vooral de vroege bloeiers die deze mierenbroodjes bezitten, dan zijn namelijk de zaden in mei, juni rijp en de mieren heel actief, dus meer garantie tot succes.

De zaden, die best groot kunnen zijn worden naar het nest gesleept, waar het mierenbroodje aan de larven wordt gevoerd. Mieren verspreiden zaden voor twee tot driehonderd (West Europa) soorten planten, dat is bijna vijftien procent van het totale wilde planten bestand. Er zijn planten, zoals de Vingerhelmbloem en het Sneeuwklokje, die de mieren nog een handje helpen door hun stengel helemaal tot de grond te buigen zodat de mieren er gemakkelijk bij kunnen. Deze manier van verspreiden door middel van een mierenbroodje heet Myrmecochorie, mier in het Grieks is Myrmeco en verspreiden is chorous.

Planten die een mierenbroodje hebben zijn onder andere:
Sneeuwklokje, Witte dovenetel, Bosanemoon, Maarts viooltje, Korenbloem, Speenkruid, Bernagie, Klimopereprijs, Gewone veldbies, Hondsdraf

Mier op witte dovenetel

Weetjes:

Het totale gewicht van alle mieren op aarde is hetzelfde als, of zelfs groter dan het gewicht van alle mensen op aarde.

Werkmieren slapen gemiddeld 4,8 uur op een dag, de koningin is zelfs 9,4 uur per dag onder zeil. Deze slaap wordt wel verdeeld over de dag: een werkmier maakt wel 253 powernaps per dag.

De mier is een voorbeeld voor ons allen… Een zieke mier sluipt langzaam weg van de kolonie om rustig te kunnen sterven. Daardoor voorkomt zij dat haar ziekte zich verspreidt in de kolonie.


(Bron: https://nioo.knaw.nl/nl/mier)

mieren
Bosmieren op onderzoek
mieren

Het belang van steekmieren bij het overleven van het Gentiaanblauwtje.

Een dier dat heel specifieke eisen aan zijn omgeving stelt is het Gentiaanblauwtje. Dat is een vlinder die een zeer bijzondere levenscyclus heeft, hij is namelijk afhankelijk van twee andere organismen: de klokjesgentiaan en de steekmier.

Gentiaanblauwtje en klokjesgentiaan


De vlinder legt zijn eitjes uitsluitend op de Klokjesgentiaan en wel op de bloemknoppen. Een groot aantal factoren moet dus kloppen om tot nageslacht te kunnen komen. Er moet Klokjesgentiaan groeien, deze groeit alleen maar op natte zandige, lemige en venige bodems. De bodem moet licht zuur en matig tot zeer voedselarm zijn. En op deze dan bijna volgroeide, maar nog gesloten bloemknoppen zet de vlinder zo’n zevental eitjes af.


Na 10 dagen kruipen de rupsjes uit de eitjes die zich te goed gaan doen aan de zachte bloemdelen in het binnenste van de bloem. Na weer 10 dagen kruipt de rups eruit en laat zich op de grond vallen.




Klokjesgentiaan

Gentiaanblauwtje en mieren: mier als kraamverzorgster

Als de rups op de grond is gevallen is het wachten tot er een bossteekmier of een moerassteekmier langskomt en de rups meeneemt naar het nest. De rups scheidt een zoete stof uit die de mieren lekker vinden, in ruil wordt de rups verzorgd door de mieren.

In begin van de volgende zomer verpopt de rups zich en na 3 weken, begin juli, komen de eerste vlinders uit de pop en verlaten zo snel mogelijk het mierennest, anders hebben ze kans om als voedsel voor de mieren te eindigen. Hierna begint de cyclus weer opnieuw.

Andere factoren die de voortplanting van het gentiaanblauwtje bemoeilijken

De vlinders blijven in hun eigen gebiedje en leggen dus geen grote afstanden af. Er is dus bijna geen uitwisseling met andere populaties.

Andere factoren die de voortplanting kunnen bemoeilijken zijn verdroging, verzuring en bijvoorbeeld teveel stikstof, waardoor het terrein dicht kan groeien en het zaad van de Klokjesgentiaan niet meer kan ontkiemen.

Beheermaatregelen kunnen ook verkeerd uitpakken, bijvoorbeeld als de waterstand te hoog komt en daardoor de mierennesten verdwijnen. Met plaggen zijn de stroken nog lange tijd ongeschikt omdat de Klokjesgentianen en de mieren relatief veel tijd nodig hebben om zich daar te vestigen.

Het gentiaanblauwtje is een karakteristieke soort voor vochtige tot natte hei en de klokjesgentiaan is een goede indicator voor een goede toestand van dit type heidelandschap.


actueel Anlooer Diep bever bos braakbal dieren Drentsche Aa duinen Duunsche Landen es hei heide heksensnot Hondsrug hunebed hunze ijstijd insect insecten kikker kunstmest kwelwater kymelsberg libel mieren mierenbroodje mol muis pad paddenstoel plant planten reiger samenwerking schapen schimmel sporen strubben verdroging vlinder vogel weilanden wind zand zoogdier

naar totaaloverzicht achtergrondinformatie