
Kwelwater heeft invloed op de plantengroei
Bijzonder in de Drentsche Aa is dat het water van de diverse stroompjes voor ongeveer 40% bestaat uit zuurstofarm, ijzer- en kalkhoudend kwelwater en voor 60% uit neerslag (regen/hagel/sneeuw). Ook is er sprake van extensief beheer.
Er zijn verschillende soorten kwel. Ook de samenstelling van kwelwater kan erg verschillen per gebied. Als er bijvoorbeeld veel fosfaat in de diepe grondlagen zit kan het kwelwater fosfaatverhogend werken. Of als er gifstoffen in de bodem terecht zijn gekomen kunnen de stoffen terug te vinden zijn in het kwelwater. Dat is niet zo in Drenthe.
Kwelwater in het stroomdal van de Drentsche Aa
De hieronder beschreven samenstelling geldt voor het kwelwater in ons gebied.
- Lokale kwel
Neerslag dat door het dekzand naar beneden stroomt en op korte afstand weer aan de oppervlakte komt noemt men lokale kwel of ondiepe kwel.
Deze soort kwel lijkt nog veel op regenwater. Het is vaak licht zuur en heeft nog niet de tijd gehad om veel mineralen uit de bodem op te nemen. Men noemt deze lokale kwel ook wel atmotroof grondwater.
De meeste lokale kwel komt aan de bovenloop van de beek aan de oppervlakte.
- Regionale of diepe kwel.
Deze soort kwel kan afkomstig zijn van een gebied zijn dat soms wel tientallen kilometers verder is gelegen. Het water dat daar de bodem inzakt kan dan honderden of zelfs wel – tien – duizenden jaren nodig hebben gehad om weer aan de oppervlakte te komen. Het water van diepe kwel is tientallen meters diep in de ondergrond gezakt.

Deze diepe kwel komt meestal aan de benedenloop van de beek, het laagste punt, aan de oppervlakte.
Omdat het water er zo lang over heeft gedaan om weer aan de oppervlakte te komen is de nog aanwezige zuurstof vrijwel uit het water verdwenen en heeft het de tijd gehad om ijzer en kalk op te nemen. Een ander gevolg is dat het water de nog aanwezige stikstof is kwijtgeraakt en daardoor voedselarm is geworden. Het ijzer uit het kwelwater bindt zich aan fosfaten, waardoor de hoeveelheid opgelost fosfaat in het water afneemt op kwelwaterplekken. Daardoor wordt het water dus ook voedselarmer.
De aanwezigheid van diepe kwel heeft als voordeel dat deze soort kwel ook in droge perioden aanwezig blijft en daardoor de beek van water blijft voorzien. Diepe kwel voorkomt dan ook mede uitdroging.
Een andere eigenschap van bepaalde soorten kwelwater is de vrij constante temperatuur van ongeveer 8 graden Celsius.
Een bedreiging van diepe kwel is het – ongecontroleerd – slaan van waterputten. Het is geen onuitputtelijke bron. Het kost tijd om diepe kwel te vormen en met de aanwezige hoeveelheid kwelwater dient men dan ook zuinig om te gaan.

Kwelwater heeft invloed op de plantengroei: een paar voorbeelden
Bepaalde plantensoorten in ons gebied zijn kenmerkend voor plekken waar kwelwater voorkomt (kwelindicatoren). Deze planten hebben om te kunnen groeien behoefte aan voedselarm water, dat rijk is aan ijzer en kalk: de eigenschappen die het kwelwater hier heeft. Zodra het water bevuild wordt met meststoffen als fosfaten (bijvoorbeeld uit de intensieve landbouw) verdwijnen ze. Dat verklaart bijvoorbeeld de afwezigheid van dotterbloemen in de bemeste graslanden van de reguliere landbouw.
Over een paar van die planten die van kwelwater houden willen we hieronder wat meer informatie geven.
Verspreidbladig goudveil
Dit is een mooi voorbeeld van een plantje dat afhankelijk is van kwelwaterbronnen. Op de foto bovenaan deze pagina is te zien waar de plant zich thuis voelt: aan een bronbeekje op een zeer natte plek waar kwelwater naar boven komt. Het is een schaduwplant, een plek langs een bronbeek in het bos is het meest gewild.
constante temperatuur opborrelend kwelwater
Eèn van de eisen van deze plant is dat de temperatuur redelijk constant moet zijn. De plant zoekt dus plekken met een zeer vochtige bodem, vlak aan of in het water, met een constante temperatuur. De plant is helemaal aangepast aan plekken waar kwelwater bovenkomt, dat heeft immers een constante temperatuur van ongeveer 8 graden Celsius.
natte bodem
De stengels verspreiden zich over de natte bodem en vormen wortels op de knopen. Zo kunnen er dikke matten van dit plantje ontstaan op geschikte plekken. Het is wel zoeken want geschikte plekken waar het water naar boven komt zijn schaars, deze plant is vrij zeldzaam.
De bloemkleur is groengeel, de meeldraden hebben goudgele helmknoppen. Bloeit in het vroege voorjaar, maart-mei.
Na bevruchting ontstaat er een doosvrucht. Deze gaat aan de top open. De bruine zaden komen dan vrij te liggen in een soort van groene, vochtige nap. Als hier regendruppels in vallen schieten de zaden door de kracht van de vallende druppel weg. Zo’n vrucht wordt wel een ‘spettervrucht’ genoemd.


Dotterbloem
Vroeger waren er in Drenthe heel veel Dotterbloemhooilanden, die gewoon gebruikt werden voor het vee. Wat heel schadelijk is geweest voor de dotterbloemhooilanden waren de maatregelen die genomen werden om het water snel af te voeren voor de landbouw. Ook waterwinning speelt een rol bij de afname. En tenslotte ook de bemesting, te veel fosfaat in de bodem is niet goed voor de dotterbloem.
hekel aan fosfaat
Dotterbloemen zoeken plekken met zuurstofrijk water, dat net boven of net onder het bodemoppervlak staat. Ze willen graag enigszins voedselrijke grond, maar het mag niet te veel bemest zijn. Ze mijden fosfaat- en ammoniakrijk water. Daarom is een gebied met ijzerrijk kwelwater zo geschikt voor de Dotterbloem: het ijzer haalt immers het fosfaat weg uit het water (zie boven) en de groeiplek is door het kwelwater goed vochtig.
Tenslotte is het ook belangrijk dat er niet gemaaid wordt voor half juni en dat het gebied niet begraasd wordt.

Bloeitijd: april-mei, soms in de herfst nog weer enkele bloemen.
Waterviolier
Deze plant leeft meestal echt in het water.
veel koolstofdioxide
De bijzondere eis van deze plant is dat het water veel koolstofdioxide moet bevatten. Hij zoekt daarom plekken met kwelwater dat rijk is aan koolstofdioxide. Dat is het geval als het kwelwater omhoog komt door venige lagen.
De plant wortelt diep in de bodem. In de stengels zitten luchtkanalen, die ervoor zorgen dat er zuurstof bij de delen onder water komt. De bladeren zijn veerdelig kamvormig, als een kam met aan beide kanten tanden als het ware. De bladeren blijven onder water, alleen de bloemstengel met de bloemen steekt boven het water uit.
De bloemetjes staan in kransen rond de stengel en zijn bleeklila of wit, met een gele keel in het midden. Bloeitijd mei-juni.

Holpijp
In of heel dicht langs de rand van water kan holpijp groeien. Holpijp is een sporenplant. Dat wil zeggen dat er geen bloemen met stamper en/of meeldraden gevormd worden, waarna er vruchten met zaden kunnen ontstaan. Een sporeplant vormt sporen: een spore is heel klein, een kern met een omhulsel. Er worden heel veel sporen gevormd, en maar hopen dat ze ergens op een geschikte plek terecht komen. Er kan dan weer een nieuwe plant groeien uit zo’n spore. Mossen en varens zijn ook sporenplanten.
Holpijp hoort bij de paardenstaartenfamilie. Er zijn meerdere soorten paardenstaarten. De planten bestaan uit lange stengels, die in stukjes verdeeld zijn: gelede stengels. De stukjes kunnen gemakkelijk van elkaar worden getrokken.
Holpijp groeit in ondiep, matig voedselrijk water, vooral in kwelgebieden.
Dat heeft ook weer te maken met fosfaat: daar houdt holpijp niet van. Het is dus een groot voordeel dat het ijzer het fosfaat uit het water laat verdwijnen.

Holpijp heeft een echt holle stengel, het middenkanaal is veel wijder dan bij andere paardenstaarten. Vandaar de naam holpijp.

actueel Anlooer Diep bever bos braakbal dieren Drentsche Aa duinen Duunsche Landen es hei heide heksensnot Hondsrug hunebed hunze ijstijd insect insecten kikker kunstmest kwelwater kymelsberg libel mieren mierenbroodje mol muis pad paddenstoel plant planten reiger samenwerking schapen schimmel sporen strubben verdroging vlinder vogel weilanden wind zand zoogdier